Smaakproef tuinbonen

Geplaatst op

Iedereen weet wat een tuinboon is. Maar de ene tuinboon is de ander niet. Tuinbonen fascineren mij al langere tijd. Bij Tuinderij klein Broekhuizen, waar ik de afgelopen jaren heb gewerkt, was dit één van mijn eigen teelten. Het is een vroeg gewas, waar je in mei/juni al oogst van hebt. De grote ovale zaden die ontkiemen en zich ontwikkelen tot stevige plant, de bloemen die hommels aantrekken, de frisgroene kleur van de peulen, het geluid van de peul die opengaat en dan daar die boontjes die daar mooi op een rij in een zacht bedje liggen. Om daar te komen is er echter wel het duel met de zwarte bonenluis, welke door locatie in de tuin, weersomstandigheden en de mate van hulp uit de omgeving van natuurlijke vijanden, altijd weer anders uitpakt. Dat is nou eenmaal een onlosmakelijk feit bij tuinbonen, of je het nou wilt of niet. Maar dat allemaal even ter intro, ik wilde namelijk vertellen over mijn smaakproef.

Voor mijn cursus zaadvermeerdering en zaadveredeling dien ik dit jaar ook zelf aan de slag te gaan met een casus. Niet bepaald verassend was mijn eerste ingeving: ‘ik ga wat met tuinbonen doen’. Deze heb ik gekoppeld aan mijn interesse in ‘spelen met smaak’. Om een smaakproef te kunnen doen heb je diverse rassen nodig die je met elkaar kunt vergelijken op aspecten als kleur na koken, aroma, meligheid, bitterheid (tuinbonen hebben bitterstoffen zoals tannines, vicine en convicine, waarvan de mate per ras verschilt). Nu had ik zelf al wel 4 rassen in huis, maar zag ik het nog niet zo zitten om overal nog zakjes van bij te kopen waar ik dan slechts enkele zaden van gebruik. Mijn docent kwam toen met een leuk aanbod: een populatie veldbonen waar voorgaande jaren onderzoek mee is gedaan bij het Louis Bolk Instituut. Dan zullen jullie denken: wat moet ze met veldbonen als ze een proef met tuinbonen gaat doen? Veldbonen en tuinbonen zijn van dezelfde soort: Vicia faba. Tuinbonen worden groen geoogst en veldbonen worden pas geoogst als de peulen uitgedroogd zijn. De zaden kunnen flink verschillen in grootte, van groot naar klein: Waalse bonen, wierbonen, paardenbonen en duivenbonen. Ze zijn dus verwant, alleen worden de veldbonen vanwege o.a. hun bitterheid veelal als eiwitrijk veevoer geteeld. Ik ga samen met een bevriende kok ervaren wat de werkelijke verschillen zijn en planten selecteren met eigenschappen die vanuit culinair oogpunt interessant zijn. Alleen van die planten oogst ik dan de zaden en ga ik volgend jaar proberen om tot kruisbestuiving te komen. Aangezien de tuinboon eigenlijk een zelfbestuiver is, wordt dat nog een leuke uitdaging waar ik nog wel even zoet mee ben. Want dat is mij inmiddels wel duidelijk: zaadteelt vraagt tijd en geduld, maar vraagt bij de start al wel om een goed doordacht meerjarenplan om te weten waar je in jaar 1 mee moet beginnen.